Geplaatst op maandag 28 februari 2005 @ 04:17 , 226 keer bekeken
"Jonathan Strange & Mr. Norrell", de debuutroman van Susanna Clarke, heft sinds de verschijning tot enig optrekken van wenkbrauwen geleid. Niet alleen omdat het zo'n lange zit is (943 bladziijden!), of zo'n vreemd boek (Clarke doet het relaas van twee tovenaars, de norse Norrell en de charmante Strange, die begin negentiende eeuw de verloren gewaande kunst van de magie nieuw leven inblazen en zo de Engelsen helpen de oorlog tegen Napoleon te winnen); wat pas écht verwondering wekte, was dat een boek uit het vermaledijde fantasy-genre - verkoopsslogan: "Harry Potter voor volwassenen" - ook door serieuze critici op goedkeurend gemompel werd onthaald, en eerder dit jaar zelfs de longlist haalde van prestigieuze literaire onderscheidingen als de Booker Prize en de Guardian First Book Award. "Jonathan Strange & Mr. Norrell" is dan ook geen gewone fantasy: de badinerende vertelstijl en de droge humor herinneren aan Jane Austen, de bizarre personages en plotwendingen zijn ongegeneerd sprookjesachtig, en de geestige, naar fictieve "standaardwerken" over magie verwijzende voetnoten geven het boek de allure van een bonafide historiografie. Dat het verhaal naar het einde toe wel erg breedvoerig wordt, dat de plot hier en daar uit de bocht gaat en dat sommige grote mensen nu eenmaal geen duizend bladzijden over tovenaars willen lezen, hoe knap en grappig geschreven ook: het zijn de oprispingen van een dreuzel waar de fans van het genre de schouders voor ophalen - in Engeland en Amerika krijgen ze het boek niet aangesleept, en ook bij ons hoopt de uitgever op een klapper. We spreken Susanna Clarke in Hotel Ambassade in Amsterdam, waar ze zich in de bibliotheek genesteld heeft - hoogst toepasselijk, want in haar boek speelt een magische bibliotheek een cruciale rol. Onmiskenbaar Brits is ze, deze ex-redacteur van kookboeken met een diploma van Oxford op zak, erg beminnelijk en bescheiden ook: als ik haar, half bij wijze van compliment, vraag waar ze in 's hemelsnaam al die ideeën en verhalen gehaald heeft, begint ze meteen alle boeken op te sommen waardoor ze beïnvloed is. Eén ding is zeker: deze vrouw zal zich niet gek laten maken door de wereldroem die haar ongetwijfeld te wachten staat. Twee weken na de verschijning in de VS prijkte uw boek al in de bestsellerlijst van de New York Times. Hebt u meteen de champagne laten aanrukken? "Iemand van de uitgeverij belde ons 's avonds op de hotelkamer met het heuglijke nieuws, maar we waren toen net aangekomen vanuit Engeland, en we hadden een joekel van een jetlag: voor ons was het eigenlijk al 2 uur 's nachts. "Fantastisch", heb ik gezegd, "maar nu zou ik toch graag gaan slapen." (lacht) "Weet je, er is vanaf het begin nogal veel rond het boek te doen geweest. Ik heb mezelf ondertussen aangeleerd kalm te blijven - kalmer dan ik zou zijn als er maar één keertje iets bijzonders gebeurde." Wanneer begon het u te dagen dat u iets bijzonders geschreven had? "Niét toen mijn agent me belde om te zeggen dat Bloomsbury (de uitgeverij die ook "Harry Potter" publicert, red.) de rechten wilde kopen. Dat vond ik vooral een hele opluchting - twee andere uitgeverijen hadden het boek al geweigerd. Het was ook geen spectaculaire aanbieding of zo, gewoon een goeie deal voor een debuterend auteur." "Maar toen ik daarna bij Bloomsbury uitgenodigd werd - ik had het boek nog niet eens helemaal af - waren de mensen daar erg enthousiast, en er waren er ook opvallend veel die het manuscript gelezen hadden. Ik heb zelf bijna twintig jaar op een uitgeverij gewerkt, ik weet hoe uitzonderlijk het is als niet-redacteuren het boek van een debutant lezen. Toen begreep ik dat ik misschien wel iets speciaals in handen had, en dat gevoel is daarna langzaam blijven groeien. Ik heb de tijd gekregen om me aan te passen, ik ben dus niet van de ene dag op de andere in een hype verzeild geraakt." "Mijn leven is ook niet echt veranderd, tenzij op één heel belangrijk punt: ik heb mijn job opgezegd. Ik kan nu eindelijk fulltime schrijven - in theorie althans, in de praktijk heb ik het totnogtoe te druk gehad met promotie voeren." Uw boek wordt aangeprezen als een "Harry Potter" voor volwassenen. Niet bang voor het soort krankzinnige roem dat J.K. Rowling ten deel gevallen is? "Mijn grootste zorg is nu wat er zal gebeuren na Kerstmis, als deze tournee achter de rug is. Zal ik mijn privacy terugkrijgen, zodat ik opnieuw achter de tekstverwerker kan gaan zitten om in stilte te werken aan de opvolger voor dit boek?" "Weet je dat ik zelfs de recensies niet meer lees? De meeste waren wel heel lovend, maar een schrijver heeft geen boodschap aan succes: die moet gewoon in een kamertje zitten en iets nieuws proberen te bedenken." Troost u: twee maanden zijn zo om. "Een opbeurende gedachte. Iemand zei me onlangs dat uitgevers de promotietournee hebben uitgevonden om hun schrijvers te laten snakken naar hun tekstverwerker: stuur ze de wereld rond, dan gaan ze van ellende vanzelf wel weer aan het werk!" Mr. Norrell, de meest geleerde van de twee tovenaars in uw boek, lijdt aan een writer's block. Hebt u daar ook last van gehad, in de tien jaar dat u aan dit boek geschreven hebt? "Niet echt, nee. Ik heb weleens een mindere dag, maar dat er helemaal niks meer komt, dat heb ik nog niet meegemaakt." "Ik voel me anders wel vaak verwant met Mr. Norrell. Hij heeft veel eigenschappen die handig zijn voor een schrijver: hij geniet ervan in zijn eentje in kamers vol boeken te vertoeven, terwijl je alleen de regen op de ruiten hoort. Maar zijn probleem is zijn perfectionisme: niets is ooit goed genoeg. Hij is zo streng voor zichzelf dat hij er maar niet in slaagt één artikeltje te schrijven, terwijl Strange ondertussen hele turven volpent." "Eigenlijk moet je je kritische functie tijdelijk kunnen uitschakelen als je schrijft, anders raak je verlamd door zelfkritiek. Achteraf draai je die knop uiteraard weer om, en moet je streng bekijken wat je op papier hebt gezet. Althans, zo pak ik het aan." U benadrukt dat dit een boek voor volwassenen is, maar toch staan er prentjes in: waarom? "Ik dacht dat de illustraties zouden bijdragen tot het gevoel dat je een negentiende-eeuwse roman in handen hebt. De boeken van Dickens waren geïllustreerd, die van Jane Austen zo rond 1820 ook. En zoals Alice in "Alice in Wonderland" zegt: wat heb je nu aan een boek zonder plaatjes." "De illustraties zijn van de hand van Portia Rosenberg. Ik had gezien wat ze gemaakt had voor "Oliver Twist" en voor "Assepoester" - als je die twee samenvoegt, heb je zowat mijn boek: zij was dus de perfecte keuze. De donkere, droomachtige sfeer van haar werk spreekt me enorm aan." In uw boek zijn er "theoretische" en "practische" tovenaars: "Het eerste wat een student magie leert, is dat er boeken zijn die over magie gaan en boeken die magie bevatten." U drijft een beetje de spot met academici, heb ik de indruk - ook met de academische benadering van literatuur? "Ik steek de draak met de manier waarop geleerden de dingen soms nodeloos ingewikkeld maken, ja." "Al die voetnoten en bibliografische verwijzingen en typologieën van tovenaars in mijn boek zijn bedoeld om de magie échter te doen lijken. Elke wetenschappelijke discipline die lang genoeg bestaat,werkt met categorieën en stromingen en technische termen. Die moest ik dus ook verzinnen voor de magie." Ziet u literatuur als een vorm van magie? "Toch wel, ja. Ik kom niet graag in een huis waar geen boeken zijn: dan krijg ik als het ware een aanval van claustrofobie. In een kamer zonder boeken zit je in de val: er zijn geen deurtjes naar andere werelden. In die zin zijn lezen en schrijven als toveren: je begint met niks en je creëert, louter met woorden, een andere wereld." De encyclopedische kennis van Mr. Norrell lijkt hem soms meer in de weg te zitten dan te helpen bij zijn tovenaarswerk. Kan te veel theoretische kennis de magie bederven? "Ik ben in elk geval blij dat ik geen Engels gestudeerd heb. Mijn partner Colin (Greenland, sciencefictionschrijver, red.) heeft dat wel gedaan. Hij heeft geleerd verhalen te analyseren volgens een bepaald model: wat is het onderliggende thema, hoe is het motief uitgewerkt. Daar zou je het idee aan kunnen overhouden dat een auteur voor zijn scherm gaat zitten met het voornemen eens iets te schrijven over racisme of vrouwenmishandeling, en dat-ie verder alleen nog maar moet bedenken hoe hij dat idee precies wil invullen. In werkelijkheid vertrekken de meeste schrijvers vanuit een personage, of soms vanuit een plot: hun ideeën sijpelen vanzelf wel in het boek. Een schrijver heeft een compleet ander uitgangspunt dan een academicus die een tekst analyseert. Doordat ik geen Engels gestudeerd heb, zit die academische manier van denken mij niet in de weg, en hoef ik ze dus ook niet te overwinnen - ik kan direct met mijn verhaal van start gaan." "Nu, ik vind niet dat kennis over een boek of een schrijver het leesplezier bederft. Als ik van een boek hou, wil ik altijd zoveel mogelijk weten over de auteur, en waarom hij het zo geschreven heeft, en waar hij aan dacht terwijl hij het schreef - ik kan er niet genoeg van krijgen, eigenlijk (lacht). Als kind was ik dol op de "Narnia"-boeken van C.S. Lewis. Naderhand heb ik gelezen dat hij heel die reeks - waarin toch heel complexe allegorieën verwerkt zitten - geschreven heeft vanuit één beginbeeld: een kleine faun die met een parapluutje door de sneeuw loopt. Die wetenschap doet voor mij niks af aan zijn prestatie, wel integendeel." "Helaas is het voor schrijvers niet makkelijk om over hun werk te praten op de manier waarop de critici het graag hebben. Volgens Colin ligt het daaraan dat literaire kritieken vaak zo technisch en droog zijn: de schrijvers geven de critici niks om mee aan de slag te gaan, en dus verzinnen die zelf maar wat. Dus probeer ik nu zo eerlijk mogelijk te antwoorden op alle vragen - gewoon, omdat het mensen blijkbaar oprecht interesseert wat ik denk (lacht verontschuldigend)." "Jonathan Strange & Mr. Norrell" behoort tot de "fantasy", een genre waarop de critici gewoonlijk neerkijken - tenzij het, zoals Terry Pratchett ooit smalend opmerkte, geschreven is door mensen die naar dezelfde universiteit geweest zijn als die critici: dan heet fantasy plots "magisch realisme". "Goeie schrijvers heb je in alle genres. En toch krijgen Terry Pratchett of China Miéville minder erkenning, alleen omdat ze fantasy schrijven. Ik heb de indruk dat men genres be- en veroordeelt op basis van hoe hun fans eruitzien: sommige fantasylezers kleden zich een beetje vreemd, en "dus" kan fantasy geen goede literatuur zijn. Volstrekt belachelijk en snobistisch." "Ik wil er wel even bij zeggen dat ik tijdens het schrijven niet speciaal moeite gedaan heb om het boek in het fantasy-genre te laten passen. Als ik dat wél had gedaan, had het er lichtjes anders uitgezien - dan had ik het niet in de taal van Jane Austen geschreven, om maar één ding te noemen. Ik heb er gewoon alles ingestopt waar ik zelf van hou: de sociale komedie die je ook bij Jane Austen vindt, de tovenaars, de historische details ook - ik hou erg van geschiedenis en voel me helemaal thuis in het begin van de negentiende eeuw." Had u liever toen geleefd? "Nee, ik zou niet zonder centrale verwarming kunnen (lacht). Ik romantiseer die periode, dat besef ik, maar ik vind gewoon dat de huizen en de mensen er toen heel mooi uitzagen. En ik had ook best wel zonder e-mail en telefoon gekund - denk ik." Maar vrouwen hadden toen toch minder vrijheid dan nu? "Mmm, misschien wel. Maar hoeveel vrijheid had ik toen ik nog gedwongen was elke dag van 9 to 5 te gaan werken, terwijl ik eigenlijk veel liever wat anders had gedaan?" "De vrouwen van rond 1800 waren minder vrij dan wij, maar ze hadden het beter dan hun seksegenoten later in de 19de eeuw: toen werden vrouwen echt als idioten beschouwd. De vrouwen bij Jane Austen zijn intellectueel echt wel de gelijken van de mannen met wie ze omgingen. Ze deden niet hetzelfde werk, maar dat wilden ze ook niet; ze wilden zich concentreren op de huiselijke sfeer, en daarbinnen hadden ze heel veel te vertellen." In uw boek komen een heleboel historische personages en feiten voor: de gekke koning George III, Wellington, Goya, Lord Byron, de Slag bij Waterloo.Maar u verzint er graag dingen bij: zo blijkt generaal Von Blücher (de aanvoerder van de Pruisische troepen in Waterloo,red.) zwanger te zijn van een olifant. "O, maar dat heb ik helemaal niet verzonnen. Von Blücher was een excellent soldaat, die aanbeden werd door zijn mannen en bijzonder hoog aangeslagen door Wellington. Maar naarmate hij ouder werd, raakte hij ervan overtuigd dat een Franse soldaat hem zwanger gemaakt had - ik weet niet precies hoe hij zich dat voorstelde - en dat er een babyolifant in hem groeide." "Ik heb veel research gedaan naar de Slag bij Waterloo, maar ik ben er nog altijd niet gaan kijken, jammer genoeg. Maar met die heuvel die ze er hebben aangelegd, moet het er nu helemaal anders uitzien dan in 1815. Tot groot ongenoegen van Wellington overigens, die - toen hij er later nog eens ging kijken - schijnt te hebben verzucht: "Ze hebben mijn hele slagveld verpest!" (lacht)." Van sommige verhalen in het boek - en dan vooral de bijwijlen krankzinnige uitweidingen in de voetnoten - is moeilijk te geloven dat ze bedacht zijn door iemand in wakende én nuchtere toestand. "Ik denk dat ik toch wel wakker was hoor, en zeer waarschijnlijk ook nuchter (lacht)." "Ik had natuurlijk inspiratiebronnen - zo heb ik een heleboel oude volksverhalen gelezen, voor de sfeer. Ik ben niet echt in mijn dromen gaan graven, hoewel.het personage Strange heb ik het eerst gezien toen ik aan het indommelen was. Dat was ergens in de jaren 1880, pardon 1980 (lacht). Ik zag een Lord Byron-achtig type: een dandy die, in een stad die veel weghad van Venetië, te midden van andere Engelse toeristen stond; ze hadden allemaal 18de-eeuwse kleren aan. Toen ik de volgende ochtend wakker werd, besloot ik over hem te schrijven. Ik wist ook al dat het over magie zou gaan, én dat er iets heel ergs met hem gebeurd was. Maar het meeste heb ik gewoon verzonnen terwijl ik achter mijn bureau zat." "Volgens Alan Moore (excentriek maar begenadigd stripscenarist) is de moeilijkste vraag van allemaal: waar komen verhalen vandaan? Vaak wéét ik het gewoon niet. Al klinken er af en toe wel echo's van andere verhalen door: zo zijn de middeleeuwse passages vast beïnvloed door "De naam van de roos" van Umberto Eco." Alan Moore verklaarde een tijd geleden dat hij wou stoppen met schrijven om tovenaar te worden. "Ik weet niet zeker of hij dat echt meende: we hebben gemeenschappelijke vrienden, maar ik ken hem niet persoonlijk. Ik was eens op een feestje waar hij ook was, en een vriend van me zei: waarom ga je niet 'ns een praatje slaan? Maar dat kon ik niet. Dat zou zijn alsof ik op Charles Dickens zou afstappen." "Alan Moore is een heel bijzonder mens. Op zijn zeventiende is hij van school gestuurd (voor het dealen van lsd, red.), en sindsdien is hij altijd zijn eigen weg gegaan. Ook toen hij beroemd werd, is hij nooit naar Amerika of zelfs maar naar Londen verhuisd; hij woont nog altijd in Northampton." U legt in uw boek de link tussen magie en waanzin. "Ja. Ik weet eigenlijk niet precies waar ik dat idee vandaan heb, al heb ik wel heel wat gelezen over de psychiatrie in de 18de en de 19de eeuw. Engeland had destijds een gekke koning, George III, dus daar is wel wat over geschreven. En de elfen in mijn boek zijn wel getikt, maar juist daardoor ook magisch: er is kennelijk een verband tussen het loslaten van je ratio en het zien van de magische verbanden in de wereld - de magische waarheid." Michel Faber, de auteur van die andere dikke turf "Lelieblank, scharlaken rood", noemde u in een zeldzame negatieve recensie een aartsrationalist. Hij vond dat u magie afschildert als iets wezenlijk slechts. "Ik heb die recensie niet gelezen, en zo te horen maar goed ook (lacht). Aartsrationalist is geen omschrijving waarin ik mezelf meteen herken. Voor mij is magie een vorm van kennis als alle andere: op zichzelf is het niet goed en ook niet slecht. Het hangt er toch maar van af wat je ermee doet?" "Ik wilde ook absoluut geen boek schrijven waarin, zoals bij Tolkien, goed en kwaad lijnrecht tegenover elkaar staan. Het moest lijken op het echte leven: wij dragen allemaal goed en kwaad in ons, en het is niet makkelijk die twee van mekaar te scheiden." "De magie in mijn boek werkt ook niet superefficiënt hé. Strange en Norrell helpen de Britse regering wel de oorlog tegen Napoleon te winnen, maar ze zijn maar één van de factoren - naast bijvoorbeeld de ingenieurs en de weersomstandigheden. Uiteindelijk zijn het nog altijd Wellington en de soldaten die de oorlog winnen." "Dat is overigens een klassiek motief in fantasy: dat magie soms anders uitdraait dan je zou willen. Zelfs bij Tolkien: als Gandalf de poorten van Moriar wil openen, probeert hij zowat elke toverspreuk uit die hij kent, maar niks werkt." In het Nederlands is een "fairy" een elf: een schattig miniatuurmensje met vleugeltjes - niet het wreedaardige, groengejaste creatuur dat u opvoert in uw boek. "Die eerste betekenis is ook in het Engels de meest gebruikte, hoor. Maar dat lieve beeld van elfjes is een Victoriaanse uitvinding: ik grijp terug naar een oudere, wredere traditie." De elf in uw boek lijkt een "fairy" in alle betekenissen van het woord: hij ontvoert een zwarte butler naar zijn rijk, en draagt de arme man een wel érg warm hart toe. (lacht) "Ik was me helemaal niet bewust van die homo-erotische ondertoon: de vertalers hebben me daarop moeten wijzen. Ik geloof wel dat het er ergens inzit, hoor, maar dan toch per ongeluk. Trouwens, het is tegenwoordig heel ouderwets om een verwijfde man een "fairy" te noemen." U bent opgegroeid in een religieus gezin: uw vader was een voorganger bij de methodisten. Is dat een vruchtbare achtergrond voor een schrijver? "Ik vind van wel. Een religieuze opvoeding geeft je heel sterk het gevoel mee dat er méér moet zijn dan wat we zien, dat er achter de zichtbare wereld een onzichtbare wereld ligt - voor een fantasy-schrijver is dat goud waard. Je raakt ook al jong vertrouwd met de oudste poëzie die er is: de taal van de bijbel, de psalmen en de hymnen." "Daar komt nog bij dat mijn ouders echte boekenwurmen zijn - al heeft dat minder te maken met hun geloof. Ze zijn wel erg verschillend: mijn vader is van het academische type, mijn moeder is lerares Engels en houdt erg veel van literatuur." Heeft die bijbelse taal u geïnspireerd bij het schrijven van de voor het verhaal zeer belangrijke profetie in het boek: "Twee tovenaars zullen in Engeland verschijnen. De eerste zal mij vrezen. De tweede zal ernaar verlangen mij te aanschouwen.?" "Deels. Ik had het boek Prediker herlezen, voor de plechtige taal en de donkere beeldspraak. Maar ik heb me ook laten beïnvloeden door "Crow", de gedichtencyclus van Ted Hughes over een verzonnen mythologisch personage. Ik ben niet zo'n poëziefan, maar "Crow" is werkelijk verbazingwekkend." Slotvraag: u hebt het boek opgedragen aan uw broer, die in 2000 overleed. Heeft hij u aangemoedigd tijdens het schrijven? "Niet echt, nee. Het is trouwens het soort boek waar hij helemaal niet van hield (lacht). Hij had het meer voor dunnere boekjes: Dick Francis, thrillers, dat soort dingen." "Mijn broer is heel zijn leven ziek geweest: hij had een vorm van epilepsie, die hem uiteindelijk ook het leven gekost heeft. Zelf heeft hij nooit gewerkt, maar hij was heel trots op zijn twee zussen. Ondanks al zijn problemen had hij veel gevoel voor humor, en hij was ook een tikkeltje ijdel. Daarom heb ik mijn boek aan hem opgedragen: het ozu hem geweldig geamuseerd hebben te weten dat overal ter wereld mensen een dik boek zitten te lezen met zijn naam op de eerste pagina." Humo 30 november 2004
Welkom bij Clubs!
Kijk gerust verder op deze club en doe mee.
Of maak zelf een Clubs account aan:
Aanbevelingen door leden:
Rieke1958een gezellig en vrienden clubje,waar we lief en leed delen.
Dit is een club voor allen die een Boeken en gezelligheid zoeken, en waar altijd iemand is voor een open oor en een praatje. Super gezellig.